
Jurisprudentie
BB4618
Datum uitspraak2007-09-27
Datum gepubliceerd2007-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers193163 CV EXPL 07-1001
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers193163 CV EXPL 07-1001
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Ontslag op staande voet is niet terecht verleend. Onregelmatige opzegging. Gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 193163 CV EXPL 07-1001
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 27 september 2007
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde mr. M.L.G. Kooij, DAS rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
1. de vennootschap onder firma Autokoeling RIO V.O.F.,
gevestigd te [adres],
2. [naam], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [adres],
3. [naam], vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [adres]
gedaagden,
gemachtigde mr. L.P. Quist, advocaat te Zwijndrecht.
Eiser wordt hierna aangeduid als [eiser] en gedaagden, gezamenlijk, als RIO.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 23 februari 2007;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De vaststaande feiten
1. Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.
2. [eiser] is op 1 februari 2006 in dienst getreden bij RIO in de functie van chef werkplaats tegen een laatstverdiend bruto maandsalaris van € 2.040,07 exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de metaalnijverheid van toepassing.
3. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is onder meer opgenomen:
(…)
Artikel 11
De werknemer krijgt geen ATV dagen.
De werknemer heeft recht op reiskosten vergoeding volgens de C.A.O.
(…)
4. [eiser] is op 13 november door RIO op staande voet ontslagen, hetgeen RIO op diezelfde dag schriftelijk aan [eiser] heeft bevestigd. Namens [eiser] is bij brief van 24 november 2006 de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen. Bij brief van 1 december 2006 heeft [eiser] berust in het ontslag, waarbij hij aanspraak heeft gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding.
De vordering
5. [eiser] heeft gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad RIO te veroordelen tot:
a. betaling van een schadevergoeding ad bruto € 3.189,20;
b. het overeengekomen loon over de periode 1 t/m 13 november 2006, zijnde bruto
€ 844,20, onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
c. betaling van reiskosten ad netto € 494,--
d. betaling van de wettelijke verhoging over het loon;
e. betaling van de wettelijke rente over de onder b genoemde kosten;
f. het aanmelden en met terugwerkende kracht deel laten nemen aan het
bedrijfstakpensioenfonds op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag dat
RIO daarmee in gebreke blijft, met rente en kosten. Hij legt hieraan, kort samengevat en
voorzover thans van belang, het volgende ten grondslag.
6. Er was geen reden voor een ontslag op staande voet en als gevolg van de onregelmatige opzegging is RIO schadeplichtig op basis van art. 7:677 lid 2 juncto 7:680 lid 5 BW. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt € 3.189,20. Het loon van 1 t/m 13 november 2006, alsmede de reiskostenvergoeding is door RIO niet voldaan. In strijd met de CAO heeft RIO [eiser] niet aangemeld voor het verplichte bedrijfstakpensioenfonds.
Het verweer
7. RIO heeft geconcludeerd de vordering af te wijzen. Zij heeft daartoe het volgende, kort samengevat en voorzover thans van belang, aangevoerd.
8. [eiser] heeft zelf ontslag genomen en tevens is [eiser] terecht op staande voet ontslagen, omdat hij weigerde een uitlaatspruitstuk op te ruimen. Eerder had [eiser] de auto van een vriendin gekeurd zonder iets te reken en heeft hij zonder toestemming vakantiedagen opgenomen. Er is door [eiser] geen schade geleden, omdat hij inmiddels ander werk heeft. De gefixeerde schadevergoeding dient dan ook te worden gematigd tot nihil. De reiskosten zijn niet uitbetaald omdat [eiser] daar geen recht op had. [eiser] is wel aangemeld voor pensioen, maar RIO heeft nog geen factuur ontvangen. Er is geen grond voor de wettelijke verhoging, althans verzoekt RIO om matiging.
Beoordeling van het geschil
9. Dat er sprake is van een door [eiser] zelf genomen ontslag blijkt nergens uit. Uit de overgelegde brief van RIO van 13 november 2006 wordt daar immers met geen woord over gerept en ook overigens is voor dit standpunt van RIO geen enkel aanknopingspunt te vinden. Nu RIO haar standpunt terzake onvoldoende heeft onderbouwd, faalt dit en wordt het bewijsaanbod terzake gepasseerd. Uit de genoemde brief van RIO blijkt dat zij [eiser] op staande voet heeft ontslagen. Als ontslaggrond wordt in deze brief genoemd dat [eiser] zich niet aan de regels van RIO gehouden heeft. In de onderhavige procedure wordt als directe aanleiding genoemd dat [eiser] geweigerd zou hebben een zogenaamd uitlaatspruitstuk op te ruimen. Los van het gegeven dat deze lezing door [eiser] gemotiveerd wordt weersproken, is het de vraag of dit voorval voldoende is voor het verlenen van een ontslag op staande voet. Voor een ontslag op staande voet om deze reden is nodig dat het gaat om het hardnekkig weigeren van het voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten van de werkgever. Er moet dan een element van herhaling aanwezig zijn en een enkel incident is niet voldoende. Van eerdere gebeurtenissen in dit kader, hetgeen zou kunnen blijken uit schriftelijke waarschuwingen door RIO aan [eiser] of verslagen van functioneringgesprekken, is evenwel onvoldoende gebleken. De twee door RIO genoemde voorvallen, die door [eiser] overigens deels zijn weersproken, zijn niet van dien aard dat deze mede de basis kunnen vormen voor een ontslag op staande voet. Uit de weergave door partijen van het voorval op 13 november 2006 kan niet de conclusie worden getrokken dat het hier om een hardnekkige werkweigering, danwel om meer dan een incident gaat. Van een terecht verleend ontslag op staande voet is geen sprake.
10. Dit leidt ertoe dat er sprake is van een onregelmatige opzegging in de zin van art. 7: 677 BW en dat RIO schadeplichtig is. Nu [eiser] een beroep doet op de gefixeerde schadevergoeding ex art. 7:680 BW, is -anders dan RIO kennelijk meent- de werkelijk door [eiser] geleden schade niet van belang. De gefixeerde schadevergoeding betreft in casu het salaris van [eiser] over de periode dat het dienstverband bij regelmatige opzegging nog had behoren voort te duren. Rekening houdend met de opzegtermijn van een maand betreft dit de periode vanaf de datum van het verleende ontslag tot 1 januari 2007. RIO heeft de hoogte van het terzake door [eiser] gevorderde bedrag niet weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uit zal gaan. Met haar verzoek om matiging miskent RIO het bepaalde in art. 7:680 lid 5 BW, zodat dit verzoek niet gehonoreerd kan worden. Het voorgaande leidt ertoe dat het bedrag van bruto € 3.189,20 zal worden toegewezen.
11. Tegen de vordering van bruto € 844,20 ten aanzien van het verschuldigde salaris over de periode 1 t/m 13 november 2006 heeft RIO geen verweer gevoerd, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke verhoging zal eveneens worden toegewezen en wel voor het volle percentage van 50%. RIO heeft weliswaar verzocht om matiging, maar heeft dit in het geheel niet gemotiveerd. De kantonrechter ziet ook overigens geen aanleiding tot matiging, nu er geen enkele grond was het [eiser] toekomende salaris over de periode voorafgaande aan het ontslag niet te voldoen. Dit leidt ertoe dat een bedrag van € 1.266,75 zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over € 844,50 wordt eveneens toegewezen.
12. Op basis van art. 11 van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] recht op vergoeding van reiskosten, zodat het standpunt van RIO dat hij daar geen recht op heeft faalt. De hoogte van het gevorderde bedrag is door RIO niet weersproken, zodat het bedrag ad netto € 494,-- zal worden toegewezen.
13. Dat RIO [eiser] inmiddels aangemeld zou hebben voor het bedrijfstakpensioenfonds heeft RIO niet onderbouwd met schriftelijke stukken of anderszins. Daaraan zal derhalve voorbij worden gegaan, zodat het onderdeel van de vordering ten aanzien van het aanmelden bij het bedrijfstakpensioenfonds eveneens wordt toegewezen. De vordering om [eiser] te laten deelnemen aan het bedrijfspensioenfonds op straffe van een dwangsom is, anders dan RIO heeft aangevoerd, eveneens toewijsbaar, nu het geen betaling van gelden aan [eiser] betreft, maar aan een derde, het pensioenfonds. Zulks is niet onverenigbaar met het bepaalde in art. 611a Rv. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 2.500,--.
14. [eiser] heeft in het lichaam van de dagvaarding wel melding gemaakt van buitengerechtelijke kosten, maar heeft daaromtrent geen vordering in het petitum van de dagvaarding opgenomen, zodat deze kosten geen deel uitmaken van de vordering en dus geen bespreking behoeven.
15. Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zal RIO worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt RIO om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van bruto € 4.455,95, onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie over het bedrag van bruto € 844,20, alsmede een bedrag van netto € 494,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 844,20 vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt RIO om [eiser] aan te melden en met terugwerkende kracht deel te laten nemen aan het bedrijfstakpensioenfonds op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag dat RIO 14 dagen na betekening van het vonnis in gebreke blijft hieraan te voldoen, zulks met een maximum te verbeuren dwangsom van € 2.500,--;
veroordeelt RIO in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden bepaald op:
aan explootkosten € 84,31
aan griffierecht € 199,00
aan salaris gemachtigde € 400,00
totale kosten € 683,31;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2007, in aanwezigheid van de griffier.